Op 22 februari schrijft Luiz Hostyn een brief aan de Belgische consul in Santa Catarina, waarin hij om bescherming vraagt tegen een persoon die zijn land is binnengedrongen.
Geachte heer Consul van België
Itajaí, 22 februari 1867
Ik heb de eer contact met u op te nemen om u te vragen mij het recht te doen dat u altijd jegens uw onderdanen doet, aangezien ik een kolonist ben bij de heer Van Lede en hij mij veel afgebakend land heeft gegeven. Een indringer, die geen kolonist is, is op mijn akkers aanwezig en vernielt mijn bomen. Ik was een van de kolonisten die de overeenkomst nakwamen en ik ben niets verschuldigd noch is mij iets gevraagd en daarom hoop ik op uw hoge bescherming. Ik hoop dan ook dat u de nodige maatregelen zult treffen en dat deze indringer niet langer op ons land zal werken, aangezien ik getrouwd ben en een groot gezin te onderhouden heb en ik wacht op de nodige voorzieningen. De naam van de indringer is Antº de [Cleiti].
Hoogachtend
Luiz Hostin.