U bent hier
WAT PLANTTEN DE KOLONISTEN TOEN ZE AANKWAMEN?
Een brief van Van Lede, die op 31 augustus 1845 in de krant Journal de Bruxelles werd gepubliceerd, bevat gedetailleerde informatie over de vorderingen in de Belgische kolonie, de reeds verwezenlijkte bonenoogst en de volgende stappen:
Ik heb van de heer Fontaine, de directeur van onze kolonie, goed nieuws ontvangen over de vorderingen van onze vestiging in Itajaí-Grande. Al onze kolonisten zijn op hun grond aangekomen, vijfentwintig hectare was op 15 februari jongstleden al in cultuur gebracht en vandaag [3 juni 1845] is de eerste oogst in de schuren binnengebracht.
Ik geef hier weer wat hij mij in dit verband schreef vanuit Desterro op 7 april 1845:
De gezondheid van de kolonisten is zo goed als verwacht kan worden. De huidaantasting door schurftmijt waar ze last van hadden verdwijnt volledig. Over het algemeen zijn ze gelukkig en ze werken ongelofelijk hard sinds de gronden zijn verdeeld. Ik verdeelde ongeveer 500 vademen [nvdr: 1.100 meter] onder hen, naast elkaar langs de rivier, waarbij ik ruimte liet voor de oevers en voor de uitbreiding van het hoofdkwartier.
Het hele ontboste deel is bedekt met bonen, van het ene uiteinde tot het andere. Aan de rand van de rivier en langs het reeds ontboste deel loopt een perfect vrijgemaakt pad, aangelegd volgens de aanwijzingen die u mij hebt gegeven en gecombineerd met een jeu-de-boules-terrein, met bruggen over alle ravijnen en over de stroom die in de richting van Flores loopt.
De kolonisten zijn nu bezig met het planten van aardappelen op dezelfde vlakte, met nieuw gewonnen terrein in het regenwoud. Alle scheidingslijnen tussen de percelen lopen naar het noorden en het zuiden en zullen worden beplant met katoen, koffie, sinaasappels, enz. De voortgang van de werkzaamheden wekt de bewondering van de Brazilianen. Een groot deel van het land stroomafwaarts van Flores, op de linkeroever, is ook bedekt met bonen en ik ga er een aanzienlijke hoeveelheid suikerriet planten en de molen bouwen die voor deze werkzaamheden nodig is.
Zodra de grond is ontdaan van alle wortels die er nog zijn, zal ik beginnen met het vlas en de indigo en ik denk dat ik binnenkort de nopal zal kunnen planten om de cochenille te verzamelen. Terwijl ik u dit schrijf, denk ik dat er een beetje kanariegras moet worden gezaaid; dit zaad is wijd verspreid langs de hele kust en komt hier tegen hoge kosten aan vanuit Gibraltar.
Volgende maand planten we tabak. We werken al aan een weg om het bos in te gaan en om percelen voor te bereiden voor de nieuwe kolonisten die mogelijk zullen komen.
Th. Van Lede
(vertaald uit het Frans)
Bij de volkstelling van 1850 in de kolonie Itajaí-Grande werd ook informatie opgenomen over de Belgische kolonisten en over wat ze plantten.
Er worden 11 Belgen vermeld in combinatie met wat ze produceerden:
- Henri Plancke: 3 vaten suiker, 25 schepels° aardappelen, 20 schepels meel en 200 schepels rijst.
- Michel Coucke: 16 schepels aardappelen en 100 schepels rijst.
- Charles Van Daele: 28 vaten suiker, 12 schepels aardappelen, 40 schepels meel, 24 schepels bonen, 300 schepels rijst, 10 mãos°° mais.
- Charles Opstaele: 10 schepels aardappelen.
- Louis Maebe: 6 vaten suiker, 30 schepels aardappelen, 62 schepels bonen, 300 schepels rijst en 14 mãos mais.
- Ignace de Sanders: 2 vaten suiker, 24 schepels aardappelen, 100 schepels rijst en 14 mãos mais.
- Charles Castelein: 10 vaten suiker, 12 schepels aardappelen, 80 schepels rijst, 43 mãos mais.
- Leonard Vandergucht: 8 schepels aardappelen, 2 mãos mais.
- Leonard Degand: 8 vaten suiker, 8 schepels aardappelen, 2 mãos mais.
- Gustave en Auguste Lebon: 92 vaten suiker, 1200 eenheden brandewijn.
- Leonard Maes: 40 schepels aardappelen, 400 schepels rijst, 16 mãos mais.
° Eén schepel kwam overeen met 50 x 100 vademen of 110 x 220 meter of 2,42 hectare.
°° Een “mão” is een meeteenheid die overeenkomt met ongeveer 50-60 maiskolven, afhankelijk van de grootte.
We weten ook dat Charles Castelein, Louis Hostin, Louis Maebe en Leonard Van Der Gucht in 1850 een suikermolen hadden. De telling bevat ook informatie over het aantal ossen en koeien dat elk gezin bezat.
Uit de volkstelling blijkt dat alle Belgische kolonisten behalve de gebroeders Lebon aardappelplantages hadden. Het is nog onduidelijk of ze de plantaardappelen uit België hadden meegebracht. Andere producten die vermeld worden, zijn maniokmeel, suiker (rietsuiker uiteraard), rijst en maïs. Al deze producten waren onbekend in België ten tijde van de migratie, omdat ze niet van Europese oorsprong waren of daar nog niet werden gebruikt.
Wie leerde de Belgische kolonisten hoe ze dit voedsel moesten verbouwen en verwerken? Wie heeft de molens gebouwd? De kolonisten moeten hun producten hebben verkocht, want het is weinig waarschijnlijk dat de Belgen 1200 eenheden cachaça dronken ... Maar hoe werden de producten dan verkocht? Waar gingen ze heen en voor wie waren ze bestemd? Gebruikten de kolonisten geld of een ander ruilsysteem? Ook de maten die in de telling worden vermeld, zijn interessant: vaten suiker, mãos mais of eenheden brandewijn.
Een bericht in de krant O Cruzeiro do Sul van 24 juni 1860 werpt enig licht op de zaak.
De politie van Itajaí maakt melding van de verscheping met het jacht Guilhermina van 3 vaten met rietsuikerzaailingen afkomstig van de Afrikaanse eilanden Réunion en Mauritius, gelegen ten oosten van Madagaskar. Eén was bestemd “voor de directeur van de kolonie Blumenau, een ander voor José Henriques Flores, en het derde om te worden verdeeld onder de Belgische kolonisten die het meeste suikerriet verbouwden en suiker produceerden”. Dit bevestigt dat het planten van suikerriet in de Belgische kolonie een serieuze zaak was en dat de Belgen contacten hadden met naburige kolonies.
Kaart van Ilhota, 1904 door Edouard Hermans. Stadsarchief Brugge
Op de kaart die Edouard Hermans in 1904 tekende, zijn de gebieden aangegeven waar suikerriet, koffie en rijst werden verbouwd, evenals de weilanden en het struikgewas. In die tijd was suikerriet nog een belangrijk gewas, dat ongeveer 727 hectare in beslag nam. De oppervlakte van de weilanden bedroeg 2.456 hectare en die van de heuvels 2.336 hectare. Ilhota had ook elf koffieplantages, elk met een huis, in totaal 345 hectare. Wat verrassend is, is de grote oppervlakte die rijst in beslag nam, namelijk ongeveer 1.082 hectare. Tot op de dag van vandaag is rijst een belangrijk product in Ilhota.
De Belgische ingenieur Hermans kreeg van de erfgenamen van Van Lede toestemming om zevenduizend hectare grond in Ilhota en Belchior te verkopen. Dat is echter niet gelukt.
Lei de Incentivo à Cultura, apoio e patrocinadores
Apoio |
![]() ![]() ![]() |
Patrocínio | Realização |
![]() ![]() ![]() |
Agradecemos as empresas pelo patrocínio da exposição “A colônia belga e seus descendentes no Vale do Itajaí”, projeto aprovado pela Lei Rouanet.
O curador da exposição é Marc Storms, coordenador do "Patrimônio belga no Brasil". Ela foi elaborada com a Associação Ilha Belga e é apoiada pelo Embaixador da Bélgica, Sr. Patrick Herman, o Cônsul Geral da Bélgica para São Paulo e região Sul, Sr. Matthieu Branders, o Cônsul Sr. Thomas Maes e o Sr. Jeroen Servaes, Cônsul Honorário em Florianópolis (SC).
Os textos da exposição são de autoria de Marc Storms, a partir de pesquisas bibliográficas e iconográficas, que orientou a seleção das imagens e a concepção expográfica. Ana Starling da Bizu [estúdio e editora] desenvolveu o design gráfico da exposição. Sueli Ana dos Santos, presidente da Associação Ilha Belga, coordenou os vídeo-depoimentos que foram gravados e editados por Raul Neves e sua equipe da TV Gaspar. Daniel Hostins, vice-presidente da Associação Ilha Belga, coordenou as pesquisas em relação às árvores genealógicas. Alessandro de Oliveira Amadeu da CQS/FV Advodagos coordenou a assessoria e orientação em clearance jurídico. Rafael Aleixo cuidou da contabilidade.